Natuurlijk is er lef voor nodig om met wetten en richtlijnen aan de gang te gaan die voor niet meer dan 80% van de gevallen dekkend zijn. Maar het voordeel is dat op die manier relevante wet- en regelgeving veel sneller geïmplementeerd kan worden en dus minder op de praktijk zal achterlopen, dan nu vaak het geval is. Want – met dank aan Pareto – het regelen van de laatste 20% uitzonderingen en bijzondere situaties, kost doorgaans 80% van de tijd.
‘Het regelen van de laatste 20% uitzonderingen en bijzondere situaties, kost doorgaans 80% van de tijd’
Prof. dr. ir. Mathieu Weggeman, bestuursadviseur en hoogleraar organisatiekunde aan de Technische Universiteit Eindhoven
En dan is er nog de systeemparadox die stelt dat je een systeemprobleem niet kunt oplossen binnen het systeem waarin dat probleem is ontstaan. De implicatie daarvan is in dit geval dat de belangrijkste en meest urgente meta-transitie zou moeten zijn: het inrichten van een nieuwe infrastructuur voor het iteratief en discursief ontwerpen, testen, toepassen en bijstellen van door de overheid uitgevaardigde regels en wetten en het gelijktijdig vereenvoudigen en ontknopen van de bestuurlijke netwerken die zich daar nu – met verschillende snelheden en op verschillende onderdelen en aggregatieniveaus – mee bezighouden. Tot die tijd zullen we moeten durven experimenteren met ‘first time 80% right’. En ter geruststelling: 80% is best veel!”
Mathieu Weggeman is hoogleraar Organisatiekunde, in het bijzonder Innovatie Management aan de Faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences van de Technische Universiteit in Eindhoven. Mathieu heeft als focus voor zijn onderzoek gekozen voor het begrijpen en verklaren van innovatieprocessen in technologie-, kennisintensieve en culturele organisaties. Zijn bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar het leidinggeven aan professionals, strategieformulering, het realiseren van collectieve ambitie in teams en organisaties, de werkwijzen en het waardensysteem van de nieuwe generatie.
De vraag die ik hier graag op wil werpen is of we niet toleranter voor herstelbare ontwerpfouten zouden mogen zijn en ‘al’ beginnen met implementeren als de verandering volgens de experts voor 80% deugt? En dan ‘learning by doing’ op basis waarvan het ontwerp van de verandering werkende weg verbeterd wordt. Zo kom je van 80% ‘right’ naar 90% en dan naar 95%, terwijl je je realiseert dat ‘first time 100% right’ in onze VUCA -wereld niet meer mogelijk is in de bestaande systeemcultuur.
Omwille van de snelheid van besturen zouden we dus vaker genoegen moeten nemen met wet- en regelgeving die voor ongeveer 80% van de gevallen dekkend is. De behandeling van de overige 20% wordt dan toevertrouwd aan vakdeskundige professionals die in de geest van de wet ad hoc handelen en besluiten. Naarmate de tijd vordert kan op grond van ‘cross case’-analyses en reflectie op opgedane ervaringen een steeds groter deel van de missende 20% omgezet worden in aanvullende formele regels. De hier voorgestelde innovatieve vorm van wet- en regelgeving is enigszins te vergelijken met de rol die de jurisprudentie vervult bij de rechterlijke macht.
Daardoor komt het dat wet- en regelgeving vóóraf al zóveel eisen stellen waaraan de verandering moet voldoen, dat de meeste veranderingen (veel) te laat geïmplementeerd worden. Het probleem waar de verandering voor bedoeld is, heeft dan al langer schade aangericht dan nodig was geweest.
De Europese, nationale, provinciale en gemeentelijke bureaucratische infrastructuren kunnen de tegenwoordig vereiste veranderingssnelheid niet halen. Je zou kunnen stellen dat vanaf deze eeuw de maximaal bereikbare snelheid van aanpassing van wet- en regelgeving lager ligt dan de veranderingssnelheid die tegenwoordig voor maatschappelijke en organisatorische veranderingen minimaal benodigd is.
Er komt dus steeds meer mosterd beschikbaar ná de maaltijd en het aantal kalveren dat verdrinkt vóór men toekomt aan het dempen van de put, neemt alleen maar toe. We zien het bij de standaardvoorbeelden: de toeslagenaffaire, de compensatie voor de gaswinningsschades in Groningen, de haperende nieuwbouw van woningen, de vleermuizen in de spouwmuren en de rondkuierende wolven. Overal komen noodzakelijke veranderingen te laat.
Bij de overheid wordt de transitie-traagheid nog versterkt doordat er meestal lineair gewerkt wordt: eerst ‘dit’ en als dat helemaal af is, dan pas ‘dat’. ‘Parallel processing’ – ‘dit’ en ‘dat’ tegelijk – zoals dat in het bedrijfsleven met succes gedaan wordt, zien we zelden bij de beleidsmakers op de ministeries.
“In deze tijden van elkaar snel opvolgende megaveranderingen die we ‘transities’ zijn gaan noemen, is het welhaast onmogelijk zo’n verandering direct de eerste keer 100% goed te doen. Zeker in ons land dat erom bekend staat dat we onze zaken uitvoerig en precies regelen. De Franse Slag is ons vreemd. In wet- en regelgeving is in alle uitzonderingen voorzien en zeldzaam optredende varianten worden tot in detail beschreven en geregeld.