Deze publicatie maakt gebruik van cookies

We gebruiken functionele en analytische cookies om onze website te verbeteren. Daarnaast plaatsen derde partijen tracking cookies om gepersonaliseerde advertenties op social media weer te geven. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met het plaatsen van deze cookies.

Prof. dr. Bas Haring

Onvoorbereid praten twee vreemden vanzelf over dingen die ertoe doen

Bas Haring (54) is druk met de afronding van zijn nieuwe kinderboek over kunstmatige intelligentie, maar voor dit interview heeft hij even tijd. Volgens afspraak hebben we ons allebei niet voorbereid en kijken we waar het gesprek naartoe gaat. Eigenlijk gaat het vanzelf, geïnspireerd door de sfeer van het gezellige hotel-café De Zwaan in het pittoreske Ransdorp (Waterland), waar de tijd lijkt stil te staan.

Annemarie van Gaal

‘Ik zeg nooit dingen waarmee ik het helemaal niet mee eens ben, maar het is niet altijd per se datgene wat ik vind’

Bas Haring is hoogleraar Publiek Begrip van Wetenschap en filosoof, volksfilosoof zelfs. Niet alleen omdat zijn oorspronkelijke studie kunstmatige intelligentie onderdeel was van het vak filosofie. Het beschrijft namelijk goed wat hij doet en wie hij is. Hij nipt van zijn biertje. Dat kan, want hij woont al zeventien jaar praktisch om de hoek van het café, destijds een criterium om uit Utrecht te verhuizen. “Praten zonder voorbereiding? Goed idee. Het is irritant als dingen tevoren te veel dicht getikt zijn. Dan ben je op het moment zelf niet meer scherp. Je moet niet vanuit je geheugen een tevoren bedacht verhaal houden. Zelf bedenk ik altijd kort tevoren wat ik ga vertellen en dan kan ik ter plekke improviseren. Ik wil wetenschap zo vertellen dat iedereen die haar wil begrijpen dat ook kan, maar dat is voor mijn werk aan de universiteit. Voor een lezing word ik daar zelden voor gevraagd, meestal willen ze dat ik zaken vanuit een ander gezichtspunt benader.” 

Ook dan kost het weinig tijd zich voor te bereiden. “Ik begin met een frisse blik naar een onderwerp te kijken, zodat wat ik zeg niet is wat mensen normaal horen. Ik kan best snel denken, een half uur nadenken is onwijs veel. Drie kwartier voor de lezing weet ik dat ik een verhaal heb. Veel mensen vinden dat rottig, want ze willen drie weken tevoren weten wat ik ga doen.” Bas vindt het leuk niet alleen grote, maar vooral kleine onderwerpen te doen. “Het stomste onderwerp dat ik ooit heb gedaan ging over zeep, voor de Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten. Dat kostte wat meer moeite, daar moest ik al rondlopend over nadenken. Zeep is een interessant molecuul, dat weet ik nog van mijn opleiding.” Zeepmoleculen hebben twee kanten, de een houdt van water, de ander juist niet. “Van zeepmoleculen kun je een membraan maken waarmee je een cel kunt bouwen. Feitelijk komt het begin van het leven van zeep. Dat is natuurlijk superleuk voor die zeeplui om te horen.” Hij vertelt dat hij een tijdje geleden het pand van Speakers Academy verliet en de nieuwe CEO, Marie-Leontine de Graaf, zei: ‘Misschien heb ik binnenkort wat voor je over kozijnen. Kun je daarmee uit de voeten?’ Heel leuk, want dat is zo’n mooi klein onderwerp. Bij een groot thema, zoals verbinding, probeer ik altijd het tegenovergestelde te laten zien. Als het gaat over verandering in de samenleving zeg ik juist dat er niets verandert en dat het goed is. Daar houd ik dan een pleidooi voor. Vastgeplande lezingen, daar is niets aan.”


Met Oekraïne kan Bas Haring iets minder uit de voeten, omdat hij niet van alles actuele kennis kan hebben. “Ik moet het hebben van een andere kijk, nieuwe interpretaties. Met het concept conflict kan ik wel wat en dan kan ik Oekraïne als voorbeeld nemen.” 

Weerstand

Ondervindt hij veel weerstand of boosheid van zijn toehoorders. Vrijwel nooit, antwoordt hij. Ook niet bij thema’s als corona of duurzaamheid. “Ik geloof in duurzaamheid, maar het is leuker niet braaf mee te lopen en het tegenovergestelde te beargumenteren. Ik hoor eigenlijk nooit dat mensen boos worden. Ze kunnen er geen speld tussen krijgen, maar vinden het soms irritant wat ik zeg. Het is een beetje plagen van mijn kant. Je moet het wel gestructureerd en gefundeerd doen en het voordeel is dat ik vrij slim ben. Dan denken sommigen ook dat het een slim, net wat ander verhaal is. Als filosoof ben ik getraind in het innemen van een positie en van daaruit na te denken over wat iemand zou vinden. Ik kan me vrij makkelijk verplaatsen in iemands positie. Als ik met een zekere gedrevenheid iets wil vertellen is het fijn als ik mezelf daarin tenminste een beetje kan verplaatsen. Ik zeg nooit dingen waarmee ik het helemaal niet mee eens ben, maar het is niet altijd per se datgene wat ik vind. Ik probeer mensen altijd aan te zetten tot zelf nadenken.” Wat later geeft hij aan een onderwerp als biodiversiteit interessant te vinden. “Ik vertel steeds vrij goed beargumenteerd dat de achteruitgang van biodiversiteit geen ramp is, terwijl dat helemaal niet de modus is waarin mensen zitten die denken dat alles wat verdwijnt klote is en misschien vreselijke gevolgen kan hebben. Bij hen ontmoet ik vrij veel weerstand.” Van wie? “Mensen, die de afname van de verscheidenheid in de natuur op zichzelf een ramp vinden, zoals biologen en natuur-liefhebbende connaisseurs misschien. Zij vinden, in tegenstelling tot de gewone man, alle achteruitgang rampzalig. De belangrijkste reden om te denken dat het een ramp is, is vanwege de gevolgen. Als planten en diersoorten uitsterven kan dat een domino-effect hebben en zitten we op den duur in een onleefbare woestijn. Of we hebben straks niks meer te eten, maar die uitspraken zijn gewoon niet waar. De natuur is zeer veerkrachtig. Ik wil niet per se alle problemen bagatelliseren. Ik geloof erg dat klimaatverandering rottig kan zijn voor veel mensen in de wereld, maar het verlies aan biodiversiteit niet. Voor de meeste mensen gebeurt niks merkbaars. Dat is niet erg, maar het gaat tegelijk dankzij ons hard.” Dat lijkt met elkaar in tegenspaak, maar is eigenlijk onderdeel van Bas’ strategie.


“Nadeel van het begrip biodiversiteit is dat het een mening is die is verpakt in een wetenschappelijk woord, waardoor het wetenschap lijkt.” Jouw missie is toch wetenschap begrijpelijk te maken? “De weerstand die ik krijg bij dit onderwerp is niet leuk, omdat ik merk dat mensen zoveel ingesleten denkfouten maken dat het frustreert. Iedereen mag alle meningen hebben, maar we moeten wel netjes redeneren.” Soms vinden mensen wat hij zegt te simpel, ook al is het een essentiële versimpeling die de lading dekt. Dan geloven ze liever iemand die ze niet begrijpen en moeilijk klinkt. “Mijn truc: dingen makkelijk maken en soms iets moeilijks zeggen.”

Marie-Leontine van Speakers Academy zei laatst: ‘Misschien heb ik binnenkort wat voor je over kozijnen. Kun je daarmee uit de voeten?’ Ik zei: ‘Heel leuk, want dat is zo’n mooi klein onderwerp.’

Kunstmatige intelligentie

Bas heeft zoals hij tegenover me zit, sportief gekleed, met klompen aan (“die draag ik altijd behalve tijdens lezingen”) nog steeds iets onbevangens, alsof het kind nog altijd in hem zit. Hij is zijn werk in 2001 begonnen met het met de Gouden Uil bekroonde kinderboek ‘Kaas en de Evolutietheorie’. “Dat boek was niet bedoeld om uit te geven, maar voor mezelf bedoeld om de evolutie te begrijpen. Dat zou iedereen moeten doen. Het nieuwe kinderboek gaat over kunstmatige intelligentie. Mijn zoon van zes kijkt naar de tekenfilmserie ‘The Avengers’ van Marvel. Daarin zitten ook wezens die kunstmatig intelligent zijn. Hij kent het concept al, denkende apparaten hebben betekenis voor hem. Hij begrijpt ook het verschil tussen een mens die wat denkt en een robot. Net als bij het evolutieboek begin ik met het kleinste begin en wil ik allereerst weten of men weet wat een computer is. Uiteindelijk hoop ik dat mensen het door mijn uitleg beter begrijpen en er minder bang voor worden.” Bas heeft geen algoritme op zijn boek losgelaten, maar vertelt enthousiast over Ronald Giphart. Die heeft een tiende hoofdstuk toegevoegd aan het boek ‘I, Robot’ van Asimov voor de actie Nederland Leest. “Hij typte een zin en liet de computer er, via speciale software, een paar zinnen achter typen. Na drie, vier zinnen werd dat geraaskal. Dan typte Giphart weer een zin en zo ging het door. Gaaf.” 

Na een verbaasd ‘Echt?’ als ik ten slotte vertel dat ik schrijf over technische onderwerpen waarvan ik geen verstand heb, en zijn constatering “Dat zou ik leuk vinden”, constateren we dat een niet voorbereid gesprek toch loopt. “Als je mekaar niet kent ga je vanzelf praten over dingen die op dat moment ertoe doen. Die kies je onbewust.” En dan: “Het was veel van de hak op de tak en toch zit er een rode draad in.”